Psychologische hulpverlening Advies en ondersteuning

NIEUW: Cursus Beter omgaan met traumasporen
NIEUW: "Spreken is zilver, zwijgen is fout"

/>

Activiteiten:


Cursus "Beter omgaan met traumasporen", SKJ geaccrediteerd. Advies en ondersteuning aan gezinshuis/pleegouders, social workers e.a. Psychologische hulpverlening aan mensen, die lijden aan traumasporen

/> •   Publicatie van boeken/artikelen over zingeving, seksueel misbruik en traumaverwerking
•   Activiteiten ten behoeve van terugdringen van (seksuele) kindermishandeling
•   Ondersteunen van projecten ten behoeve van achterstands/zwerfjongeren

NIEUW
CURSUS ‘BETER OMGAAN MET TRAUMASPOREN’. Module 1. Cursus SKJ216611 Start in 2025 Deze SKJ geaccrediteerde cursus is voor minimaal hbo-geschoolde JGZ-professionals, die o.a. werken met kinderen en gezinnen in problemen, waarbij het uit kan lopen op contact met JGZ professionals, jeugdbeschermers, specialisten en soms met justitie. Er kan sprake zijn van een o.t.s. en/of uithuisplaatsing in een gezinshuis, pleeggezin, residentiele instelling of zelfs tot een penitentiaire inrichting. Dikwijls is er bij deze doelgroep sprake van belastende omstandigheden en traumasporen. Het (her)kennen en er mee leren omgaan is noodzakelijk voor goede hulp.
De cursus is ook voor clientondersteuners en anderen, die in hun leven en/of werk te maken hebben met mensen met GGZ problemen en zich willen bekwamen in het beter omgaan met “traumasporen” in het algemeen en die van seksueel misbruik in het bijzonder. De gevolgen van VKT (vroegkinderlijke traumatisering) kunnen divers zijn, zoals angsten, stemmingsstoornissen, leer-, slaap, eet-, seksuele-, concentratieproblemen, depressie, drugsgebruik en andere verslavingen. De cursist verdiept zich in het signaleren en doorgronden van deze symptomen/sporen en ontwikkelt of versterkt vaardigheden om ermee om te gaan en de client te ondersteunen tot haalbare doelen.
Opleidingsinstituut
Stichting Petra, Turfkaai 29, 4331JV Middelburg. De cursus wordt in groepen van max. 10 personen op locatie gegeven in delen van 3 uur (formeel leren en intervisie). In overleg kan de cursus in aangepaste vorm incompany worden gegeven. Voor meer informatie: info@stichtingpetra.nl. Er zijn 20 cursusbijeenkomsten (overdag of ’s avonds), verdeeld over 2 jaar, 10 maanden per jaar, 1 les per maand, in juli en augustus is er een zomerstop. Cursisten die registerpunten willen behalen, maken verslagen ter beoordeling en doen aan het einde van het tweede jaar een eindtoets (3 uur). De cursus kost 100 euro per cursusdeel. Bespreek de mogelijkheden. Alle cursisten ontvangen een ondertekend certificaat bij voldoende resultaat. Aanmelden: info@stichtingpetra.nl of 06-20440093.
Registerpunten
Aan de cursist worden 93 registerpunten (Stichting kwaliteitsregister Jeugd) toegekend, mits alle 20 cursusbijeenkomsten van module 1 worden bijgewoond en het gemiddelde eindcijfer 6 of hoger is (max. 10). Er is een eindtoets en 2 verplichte praktijk/thuiswerk-verslagen op basis van eigen casuïstiek, die beoordeeld worden met een cijfer, dat 6 of hoger moet zijn als eindresultaat. Als herkansing kan de cursist een nieuwe opdracht krijgen.
Traumasporen. De oorzaken van VKT kunnen legio zijn. Denk aan natuurrampen, oorlogen, ziekten, scheiding, gewelddadigheden, seksueel misbruik etc. Ook al zie je de gevolgen niet meteen, ze zijn er. In de loop van het leven van slachtoffers van VKT zullen ze zich manifesteren en zijn dikwijls moeilijk te herkennen. Dan is het belangrijk om er zicht op te hebben. Niet altijd is er in de werksituatie goede diagnostiek aanwezig voor tips en tools. Daarom wordt er in deze cursus aandacht besteed aan het signaleren van traumasporen, context, aanpak, vermindering en preventie van “traumasporen”, vooral van sporen, die het gevolg zijn van seksueel misbruik.
Werkdoelen: JGZ-professionals (hbo) zijn opgeleid om complexe problemen aan te pakken, te signaleren, te begeleiden, regie (gedeeltelijk, tijdelijk) over te nemen en/of juist te versterken bij jeugdigen en ouders en samen te werken aan plan en uitvoering van (werk)doelen, te evalueren en bij te stellen, vanuit vakkundigheid, begrip en empathie.
Intervisie. Behalve het overdragen van formele kennis door cursusleider, geassisteerd door SKJ geschoolde medewerker, is tijdens elke cursusbijeenkomst gelegenheid tot reflectie door feedback en intervisie met mede cursisten voor ontwikkelingsdoeleinden, praktijktraining, thuisopdracht en beoordeling. Cursisten brengen eigen casuïstiek in en verwerken de feedback in een verslag van de praktijkopdracht, dat beoordeeld wordt met een cijfer. Doel is om kennis en praktische vaardigheden te integreren in de praktijk vanuit professionele autonomie.
Resultaten
. Cursisten vermeerderen hun kennis omtrent prevalentie en gevolgen van vroegkinderlijke traumatisering (VKT); vergroten hun bekwaamheid om ermee om te gaan, kunnen ontwikkeling en verbetering bij cliënten stimuleren (empoweren) binnen een traumasensitief begeleidingsklimaat. . Cursisten breiden hun kennis uit omtrent prevalentie van seksuele kindermishandeling, risicofactoren, opvang van slachtoffers, meldcode en tal van relevante aspecten, die men moet weten om adequaat om te gaan met ingewikkelde dader-slachtoffer-justitie situaties. Er wordt o.a. in gegaan op een wetenschappelijk onderzoek (“Spreken is zilver, zwijgen is fout”) naar de verschillen tussen wel en niet seksueel misbruikte cliënten, waarbij de rol van gevoelsbeperking (alexithymia) duidelijk wordt. In het kort worden andere vormen van geweld tegen kinderen besproken.
. Cursisten leren gespreks- en sociale vaardigheden en oefenen deze door middel van rollenspel en krijgen meer zicht op ontwikkelingsaspecten in relatie tot vroegkinderlijke traumatisering, zoals de seksuele- en cognitieve ontwikkeling, ontwikkeling van het geheugen, normen, waarden, geloof, deugden, keuzen, grenzen, ethiek e.a. Daarbij wordt summier aandacht besteed aan hoogbegaafdheid, LVB, leerstoornissen, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis ODD en andere gedragsproblemen. In Module 2 wordt hier verder op ingegaan. . Cursisten vermeerderen hun kennis en vaardigheden op het gebied van begeleiding (regie voeren of overnemen, meerzijdige partijdigheid, zelfredzaamheid etc.) en oefenen in de eigen werk/leefomgeving (thuisopdracht) aan de hand van casuïstiek en intervisie. . Cursisten leren en oefenen tools en tips in het omgaan met mensen die lijden onder de gevolgen van vroegkinderlijke traumatisering. In Module 2 wordt dit voortgezet.
. Cursisten oefenen intercollegiaal overleg, methodisch werken, besluiten nemen, professionele autonomie, omgaan met dilemma’s en richtlijnen. In intervisie leren cursisten te reflecteren op het eigen handelen en toetsen handelen en kennis bij collega’s aan beroepscodes en vakinhoudelijke richtlijnen om tot verantwoorde besluiten te komen. . Cursisten leren kennis toe te passen op (ethische, morele) dilemma’s en hun keuzes professioneel te verantwoorden en te onderbouwen. . Cursisten bestuderen de gevolgen van scheiding voor kinderen.
Vakbekwaamheid. Cursusleider drs. Marrie van der Feen, psycholoog, werkte in een residentiele instelling (Kinderzorg = Juvent), als behandel coördinator in Gezins/behandelhuis, als GZ-psycholoog en werkt nu als psycholoog, schrijver en cursusleider, deed research op het gebied van VKT en publiceerde de resultaten van deze onderzoeken in haar boeken, deed didactische ervaring op door het geven van cursussen, seminars, het begeleiden van lotgenotengroepen en stagiaires (m.b.o.; h.b.o.; w.o.). In 1991, 1996 en 2004 verscheen haar boek “Het doet pijn van binnen”, daarna “Traumaverwerking. Hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld, ” “De pijn voorbij, een weg van trauma naar kracht”, “Traumaverwerking. Doet het nog pijn van binnen?” en in 2022 een wetenschappelijk onderzoek “Spreken is zilver, zwijgen is fout” over traumatisering en aanpak van gevolgen van traumasporen.
Programma “Beter omgaan met traumasporen”
1. Prevalentie en gevolgen van seksueel misbruik (door verwanten)
2. Prevalentie van fysiek-, geestelijk, huiselijk geweld en emotionele verwaarlozing
3. Trauma’s en symptomen van (langdurige) traumatisering
4. Aanpak (seksuele kindermishandeling)
5. Aanbevelingen voor behandeling en begeleiding van gevolgen VKT
6. Onderzoek naar verschillen tussen wel en niet seksueel misbruikte cliënten
7. Juridische aspecten bij (seksuele) mishandeling, huiselijk geweld e.a.
8. Training gespreksvaardigheden en sociale vaardigheidstraining
9. Opvang van geweldsslachtoffers en zorg voor kinderen en jongeren in
Ned. 10. Hechting en de (seksuele) ontwikkeling van kinderen
11. Ontwikkeling ethiek, moraal, waarden, geloof, grenzen, keuzen, deugden
12. Cognitieve ontwikkeling (geheugen stoornis, hoogbegaafdheid, LVB en leerstoornissen)
13. Begeleiding algemeen en “Wat werkt bij zelfregie”?
14. Jeugd-, gezinsbegeleiding-, werkbegeleiding, dagbesteding, verwijzing
15. Tips om iemand, die in de put zit, te helpen
16. ODD en jongeren met (ernstige) gedragsproblemen
17. Problemen in de hulpverlening, seksueel misbruik en revictimisatie
18. Inter- en supervisie, intercollegiale samenwerking, methodisch werken
19. Pleegzorg, onder toezichtstelling, crisisplaatsing, residentiele jeugdhulp, uit huis- en terugplaatsing, hechtings- en loyaliteitsproblemen
20. Scheiding.
Gelovige slachtoffers van seksueel misbruik kiezen vaak voor orthopedagogen, fysiotherapeuten, social workers e.a.).

Het waren vooral jongeren, vrouwen en (minder) mannen, die lijden onder de gevolgen van vroegkinderlijke traumatisering, die hulp zochten bij stichting Petra. Er werd in de begintijd veel ondersteunende hulpverlening geboden, waaronder traumaverwerkingsweekenden, lotgenotengroepen, telefonische hulplijn e.a. Om bekendheid te geven aan de nood van mensen, die geen of moeilijk hulp konden vinden voor hun klachten, werd het tijdschrift Petra gepubliceerd, waarin deskundigen schreven, maar ook clienten. Omdat de hulpverlening aan seksueel misbruikte mensen in de kinderschoenen stond, werd er research gedaan en werden de resultaten gepubliceerd in het tijdschrift en in boeken zoals 'Spreken is zilver, zwijgen is fout'. Marrie werkte aanvankelijk als eerstelijns psycholoog, later als GZ-psycholoog (Big geregistreerd), daarna als NFG psycholoog. Ze werkte met jongeren, die op school vast liepen, kinderen die als gevolg van scheiding van ouders de weg kwijt waren en vele anderen. Het werken in een Gezins/behandelhuis als behandelcoordinator bracht de complexiteit van het werken met getraumatiseerde kinderen nog eens extra aan het licht en de behoefte aan meer GGZ kennis voor gezinshuisouders en betrokkenen (ouders, voogdij, maatschappelijk werk etc.) en allen, die met kinderen met problemen te maken hebben (speciaal onderwijs!) De cursus "Beter omgaan met traumasporen" tracht te voorzien in de behoefte aan voldoende GGZ kennis, kennis van diverse aspecten van de Jeugdzorg en tools voor adequaat (professioneel) gedrag.


Diagnostiek, behandeling, begeleiding, advies


Onderzoek van het cognitieve en intellectuele vermogen van kinderen (6-17 jaar) met de WISC V.

Elk kind is anders. Genetische variatie wordt al gecreëerd voor de geboorte, maar ook gedurende het leven van mensen ontstaan er verschillen. De een leert makkelijker dan de ander en omdat elk kind uniek is en andere onderwijsbehoeften heeft, moet begeleiding worden afgestemd op het individuele kind. Om goed aan te kunnen sluiten bij de individuele onderwijsbehoeften van een kind, is het van belang een duidelijk beeld te hebben van het kind en diens intellectuele capaciteiten. Voor het onderzoek van intellectuele en cognitieve capaciteiten gebruiken we de WISC V en eventueel verslagen van voorafgaand onderzoek en schoolresultaten.
Intelligentie laat zich moeilijk omschrijven. Het gaat om verschillende aspecten als het analyseren van informatie, het bedenken van oplossingen, logisch nadenken en redeneren. Bij intelligentie gaat het erom hoe je met verschillende situaties om kunt gaan en hoe je de wereld om je heen kunt begrijpen. Intelligentie is, naast vele andere factoren, een belangrijke voorspeller voor schoolprestaties. Om het intelligentieprofiel van een leerling in kaart te brengen, wordt er gekeken naar verschillende intellectuele vaardigheden zoals inzicht, begrip en probleemoplossende vaardigheden.
Ouders en andere verantwoordelijken kunnen een intelligentietest overwegen wanneer tijdens de schooltijd van hun kind leerproblemen ontstaan. Tijdens een intelligentieonderzoek worden de cognitieve capaciteiten van het kind in kaart gebracht en wordt onderzocht wat de sterke en zwakke kanten van het kind zijn en welke onderwijsbehoeften het heeft. Omdat het kind onderdeel is van een geheel, worden tevens zoveel mogelijk relevante factoren in beeld gebracht door persoonlijkheids- en systeemonderzoek. De WISC-V, Wechsler Intelligence Scales for Children is de meest gebruikte intelligentietest voor kinderen tussen de zes en zeventien jaar oud. De WISC-V bestaat uit 14 subtests die verschillende vaardigheden meten. Door middel van de subtests kan er gekeken worden naar de verschillende aspecten van intelligentie, de indexen genoemd, zoals: verbaal begrip, visueel-ruimtelijk inzicht, fluid redeneren, het werkgeheugen en de verwerkingssnelheid.


Persoonlijkheidsonderzoek


Wat is er toch aan de hand met dat leuke sociale creatieve meisje, dat nog steeds problemen heeft met rekenen en ook met lezen? Om op deze vraag antwoord te krijgen kan er een uitgebreid persoonlijkheids- en gedragsonderzoek worden gedaan met vragenlijsten, interviews en het reeds beschikbare onderzoeksmateriaal.


Systeemonderzoek


Vader, moeder, verzorgers van het kind worden vragen gesteld over geboorte, vroegontwikkeling en alle relevante gebeurtenissen in het leven van het kind (eventueel het gezin/gezinshuis e.a.). Er worden vragen gesteld over opvoeding en gezinsomstandigheden. Zo nodig en zo mogelijk wordt er thuis geobserveerd hoe men met elkaar en met het kind omgaat.


Behandeling


Het diagnostisch onderzoek werpt licht op aanleg, oorzaak, gevolg en context. Afhankelijk van de aard van de klachten en de wens van de client of ouders/verantwoordelijken kan een psychologische behandeling worden ingezet. Deze is altijd 'op maat' omdat elk mens een unieke persoonlijkheid is binnen een unieke context. Zo nodig wordt de client doorverwezen.


Begeleiding


Een onderzoek met de WISC V kan aan het licht brengen, dat het kind een zwak auditief werkgeheugen heeft, waardoor het in de klas informatie mist en slecht presteert. Het blijkt soms, dat het kind beter leert bij visuele instructies, waarbij het zichzelf verbaal kan ondersteunen. Sommige kinderen hebben concentratieproblemen en moeten intensief bij de les gehouden worden (of om andere redenen), wat nogal eens niet lukt in grote klassen. Ze glippen als het ware tussen de vingers van de juffen en meesters door tot ze door de mand vallen met hun slechte cijfers. Er zijn kinderen, die een fobie ontwikkeld hebben voor cijfers en/of letters. Een gekwalificeerde begeleider kan dan b.v. met creatieve pedagogische middelen het kind helpen diens fobie te overwinnen. Door de aandacht van het kind te richten op wat het wel kan en wat het graag doet, wordt het kind gemotiveerd om ook te gaan werken aan wat niet goed gaat en toch moet om de basisvaardigheden onder de knie te krijgen en te voorkomen, dat het kind later nog problemen heeft met lezen en/of rekenen.


Advies


Elk diagnostisch onderzoek leidt tot een uitgebreid verslag van de testresultaten met een samenvatting en een advies, dat besproken wordt met de psycholoog om tot een plan te komen.


Is mijn kind hoogbegaafd?


Als een kind goed kan leren en nooit problemen heeft met rekenen, taal of andere vakken op school, dan heeft hij waarschijnlijk een hogere intelligentie dan gemiddeld. Maar een intelligent kind is niet per se hoogbegaafd. Wanneer is een kind hoogbegaafd? En hoe herken je hoogbegaafdheid? Sommige mensen denken dat een intelligent kind hoogbegaafd is. Dat is niet zo; hoogbegaafdheid is meer dan alleen een hoge score op een IQ-test. Er wordt pas van hoogbegaafdheid gesproken als:

  • Een kind een hoge intelligentie heeft (een IQ hoger dan 130)
  • Een grote creativiteit (creërend denkvermogen) heeft
  • en een sterke motivatie heeft
Maar behalve deze persoonlijkheidsfactoren, spelen ook omgevingsfactoren een grote rol. Als je kind de drie persoonlijkheidsfactoren bezit, dan heeft hij dus aanleg voor hoogbegaafdheid, maar dat moet nog wel tot ontwikkeling komen. Dat is niet vanzelfsprekend; daar is onder andere een stimulerende omgeving voor nodig. Daarom spelen ook deze drie omgevingsfactoren een rol:
  • invloed van het gezin
  • invloed van school
  • invloed van vrienden
Een hoogbegaafd kind heeft de potentie om heel goed te presteren op meerdere gebieden. Maar een kind kan in aanleg nog zo intelligent zijn; als het op school niet de juiste begeleiding krijgt, of als hij door zijn ouders niet gestimuleerd wordt, of als het kind zelf liever met vrienden rondhangt dan schoolwerk doet, dan baat zijn intelligentie niet. Hoogbegaafdheid moet zich kunnen ontwikkelen en die ontwikkeling is een langdurig proces waarbij al die factoren een belangrijke rol spelen. Definitie van hoogbegaafdheid Er bestaat eigenlijk niet een definitie van hoogbegaafdheid. Er zijn meerdere theorieën, visies en modellen die gebruikt worden. Over het algemeen gaan de meeste theorieën en modellen wel uit van bovenstaande drie persoonlijkheidsfactoren en omgevingsfactoren, maar daarbij gebruiken ze stuk voor stuk hun eigen invalshoek of aanvullende factoren. Persoonlijkheidsfactoren van hoogbegaafdheid Zoals gezegd zijn de drie belangrijkste persoonlijkheidsfactoren van hoogbegaafdheid een hoge intelligentie, een grote creativiteit en een sterke motivatie:


1. Intelligentie


Met een intelligentietest kun je vaststellen hoe intelligent je kind is. Bij een IQ-score van 130 of hoger wordt er gesproken van een hoge intelligentie, of ook wel een 'score op zeer begaafd niveau'. Dat wil niet direct zeggen dat je kind hoogbegaafd is; hoogbegaafdheid is niet uit te drukken in alleen een IQ-score. De score geeft een goed beeld, maar als je wilt weten of jouw kind hoogbegaafd is, zijn er andere aspecten waar je op moet letten. En als je kind een lage IQ-score heeft, sluit dat niet uit dat hij misschien toch hoogbegaafd kan zijn. Een IQ-test is minder betrouwbaar bij peuters en kleuters, omdat hun ontwikkeling nog grillig verloopt. Op deze leeftijd kunnen kinderen erg verschillen in hun ontwikkelingsniveau.


2. Creativiteit


Met creativiteit wordt o.a. bedoeld hoe je kind omgaat met het oplossen van vraagstukken of problemen. Hoogbegaafde kinderen zijn erg creatief in het bedenken van oplossingen. Creativiteit is vergeleken met intelligentie lastiger te meten bij een kind. Het heeft te maken met of je kind goed 'out of the box' kan denken. Is hij of zij in staat om buiten de gebaande paden te gaan en te komen tot andere invalshoeken, originele ideeën en oplossingen? Ook stellen hoogbegaafde kinderen vaak kritische vragen en stellen ze eindeloos de vraag 'waarom'?


3. Motivatie


Motivatie, dus hoe gedreven hij is, heeft een kind nodig om door te zetten als iets lastig wordt. Juist daar leert hij/zij van en zo komt hij/zij verder. Maar de motivatie van een kind is lastig te meten. Veel kinderen die heel gemotiveerd zijn, zijn niet per se hoogbegaafd. Bovendien is een hoogbegaafd kind dikwijls alleen gemotiveerd als hij ook wordt uitgedaagd. Als je kind de vakken op school te makkelijk vindt, zal hij/zij niet snel gemotiveerd gedrag vertonen. Als jouw kind wel voldoende uitdaging krijgt, zul je zien dat hij/zij ook veel gemotiveerder is om alles goed en op tijd af te krijgen.


Hoe vaak komt hoogbegaafdheid voor?


Er wordt vanuit gegaan dat ongeveer 2,5 procent van alle mensen hoogbegaafd is. Een kleine rekensom: in een klas van 30 leerlingen zitten gemiddeld 1 tot 2 (hoog)begaafde leerlingen. Het komt dus vaker voor dan je denkt, maar een deel hiervan wordt niet herkend als hoogbegaafd. Op school wordt toch vaak gekeken naar de schoolprestaties, maar het draait bij hoogbegaafdheid dus niet alleen om goede prestaties. Vaak kan juist een afwijkende situatie ervoor zorgen dat hoogbegaafdheid wordt herkend, bijvoorbeeld als iemand plotseling enorm uitblinkt tijdens een projectweek of helemaal opbloeit tijdens een bijzondere excursie of voorstelling.


Hoogbegaafdheid bij een kind herkennen


Hoe weet je of jouw kind hoogbegaafd is? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Dat een kind hoogbegaafd is, wordt ook niet altijd snel ontdekt. Een hoogbegaafd kind heeft de potentie om heel goed te presteren op meerdere gebieden, maar dat komt lang niet altijd tot uiting. Hoogbegaafdheid kan zich op allerlei verschillende manieren uiten. Elk kind is immers anders, heeft z'n eigen karakter en reageert op zijn eigen manier op bepaalde situaties. Zo gaat ook elk hoogbegaafd kind op z'n eigen manier met die hoogbegaafdheid om. Het ene hoogbegaafde kind blinkt uit op school, terwijl een ander hoogbegaafd kind juist buiten school zijn uitdaging zoekt. Weer een ander kind ontkent zijn hoogbegaafdheid, terwijl een ander kind heel competitief wordt. Sommige hoogbegaafde kinderen gaan zelfs onderpresteren. Als een hoogbegaafd kind op school niet op het juiste niveau wordt uitgedaagd of er doemt een niet herkend leerprobleem op, dan kan het kind de motivatie kwijtraken. Het gevolg kan zijn dat de schoolprestaties van je kind achteruit gaan, of heel wisselend zijn. Er kunnen ook gedragsproblemen ontstaan. Heb je het idee dat je kind zich verveelt en alles op school te makkelijk vindt, gaat klieren omdat hij geen uitdaging heeft of ander afwijkend gedrag gaat vertonen (dromen, spelletjes doen, niet opletten)? Vraag dan een gesprek met de juf of meester aan.


Kenmerken van hoogbegaafdheid


Hoewel elk kind dus anders kan reageren op hoogbegaafdheid, zijn er wel verschillende kenmerken die erop kunnen wijzen dat een kind hoogbegaafd is. Een kind hoeft niet aan alle kenmerken te voldoen, dit kan per persoon verschillen. Je hebt rationele, filosofische en creatieve kernmerken.


Rationele kenmerken


Hoogbegaafde kinderen kunnen snel verbanden leggen en denken al een stap verder. Niet alleen op school, maar ook in andere situaties. Ze hebben vaak aan een woord genoeg en leren snel. Meestal heeft een hoogbegaafd kind ook een heel goed geheugen.


Filosofische kenmerken


Hoogbegaafde kinderen stellen veel (kritische) vragen. Denk bijvoorbeeld aan: 'Waarom moet dit zo?' of 'Waarom doen we dit?' Verder hebben ze vaak veel interesses, zijn ze betrokken en kunnen ze zich goed in anderen inleven.


Creatieve kenmerken


Een hoogbegaafd kind zal niet meteen om hulp vragen, maar eerst zelf willen proberen om iets op te lossen. Ze zijn ondernemend en door te proberen, leren ze.


Signalen die op hoogbegaafdheid kunnen wijzen


Nogmaals, elk hoogbegaafd kind is anders, maar er zijn wel allerlei signalen die kunnen wijzen op hoogbegaafdheid. Hieronder volgt een lijst met mogelijke signalen. Let op: een hoogbegaafd kind heeft lang niet al deze eigenschappen. Het ene hoogbegaafde kind kan sociaal erg sterk zijn, terwijl een ander hoogbegaafd kind juist bepaalde sociale vaardigheden mist.

  • Hoge intelligentie
  • Vroege ontwikkeling/ontwikkelingsvoorsprong
  • Uitblinken op meerdere gebieden
  • Makkelijk kunnen leren
  • Goed leggen van causale verbanden
  • Makkelijk kunnen analyseren van problemen
  • De lat altijd hoog leggen
  • Een kritische instelling, kritische vragen stellen
  • Zoeken naar de waarheid
  • Maken van grote denksprongen
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • Flexibel denken
  • Inventief zijn
  • Hoge mate van zelfstandigheid
  • Een brede of juist specifieke interesse
  • Ongewone of originele vragen stellen
  • Voorkeur voor abstractie
  • Grote leerhonger
  • Hoge motivatie
  • Groot rechtvaardigheidsgevoel
  • Doorzettingsvermogen om een taak te volbrengen
  • Enorme gedrevenheid als hij in iets genteresseerd is
  • Zelfkennis: eigen zwakke en sterke punten herkennen
  • Creatief
  • Origineel
  • Perfectionistisch
  • Overtuigingskracht
  • Apart gevoel voor humor
  • Goed kunnen omgaan met oudere kinderen
  • Hoge mate van concentratie
  • Scherp observatievermogen
  • Gevoeligheid
  • Inlevingsvermogen
  • Veel energie of grote beweeglijkheid
  • Een uitstekende fijne motoriek


Hoogbegaafdheid bij baby, peuter of kleuter


Bij een baby, peuter of kleuter kun je in principe nog niet van hoogbegaafdheid spreken. Je kind kan in zijn ontwikkeling best voorlopen op leeftijdsgenoten, of extreem leergierig, slim of welbespraakt zijn, maar dat betekent niet direct dat hij hoogbegaafd is. Het kunnen wellicht signalen zijn van hoogbegaafdheid, maar aan de andere kant kan er ook sprake zijn van hoogbegaafdheid zonder dit soort signalen. Belangrijk is dat je inspeelt op wat je kind aangeeft dat hij nodig heeft, zodat hij zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo verder kan ontwikkelen.


Ontwikkelingsvoorsprong


Bij heel jonge kinderen kun je beter spreken over een ontwikkelingsvoorsprong dan van hoogbegaafdheid. Je spreekt van een ontwikkelingsvoorsprong als je kind duidelijk voorloopt op ëën of meerdere ontwikkelingsgebieden ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten. Een kind dat bijvoorbeeld sneller leert en verbanden ziet, bouwt een ontwikkelingsvoorsprong op. Een ontwikkelingsvoorsprong is zonder test eenvoudig vast te stellen. Het is wel zo dat hoe groter de voorsprong is, des te groter de kans dat een kind later inderdaad hoogbegaafd blijkt te zijn. Een kind kan een voorsprong hebben op verschillende terreinen:
1. Spraak-taal gebied: kinderen die op tweejarige leeftijd al in volzinnen spreken en/of een enorme passieve woordenschat hebben. Ze zien ook eerder het verband tussen oorzaak en gevolg dan hun leeftijdsgenootjes.
2. Motorisch gebied: kinderen die bijvoorbeeld met tien maanden al los kunnen lopen (de gemiddelde 'loopleeftijd' is 15 maanden.
3. Cognitief gebied: kinderen die bijvoorbeeld voordat ze naar groep 1 gaan al begrip hebben van kleuren, tegenstellingen, vormen en/of getallen. Heeft je kind aanleg voor hoogbegaafdheid, dan moet hij geprikkeld worden om zich optimaal te kunnen ontplooien. Dit wil overigens niet zeggen dat je je kind hoogbegaafd kunt maken door het veel prikkels op te dringen. Wel kan je kind bepaalde vaardigheden sneller onder de knie krijgen door dit aan te moedigen.


Mijn kind is hoogbegaafd, wat nu?


Als je vermoedt dat je kind hoogbegaafd is, bespreek dit dan op school, op het consultatiebureau of met je huisarts. Vervolgens is het belangrijk om te laten testen of je kind hoogbegaafd is, en om te onderzoeken wat de behoeften van jouw kind zijn, zowel cognitief als op sociaal-emotioneel vlak. Die behoeften verschillen per kind. Zo'n onderzoek kun je laten afnemen bij een (ontwikkelings) psycholoog die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid, of bij het Centrum voor hoogbegaafdheidsonderzoek. Uit zo'n onderzoek komt een persoonlijk advies naar voren, over hoe de talenten van je kind verder tot ontwikkeling kunnen komen. Zo'n advies gaat niet alleen over onderwijs, maar ook over hoe jullie vanuit het gezin zijn ontwikkeling kunnen stimuleren. Wat een hoogbegaafd kind op school nodig heeft, verschilt ook weer per hoogbegaafd kind. Je kind kan extra stof aangeboden krijgen, of extra les krijgen in een plusklasje of talentenklas. Het versnellen van onderwijs, door een klas over te slaan, kan ook een mogelijkheid zijn, zeker als je kind zich prettiger voelt bij oudere leerlingen dan bij leeftijdsgenootjes. In principe kunnen alle basisscholen extra begeleiding bieden aan leerlingen die hoogbegaafd zijn. Op welke manier dat gebeurt, verschilt per school. Er zijn ook scholen die zijn aangesloten bij een landelijk netwerk van begaafdheidsprofielscholen; dat is een vereniging voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs die zich inzetten voor op hoogbegaafden toegesneden onderwijsprogramma's.


Onderpresteren bij hoogbegaafdheid


Hoogbegaafde kinderen kunnen tegen problemen aanlopen op school, als ze daar niet voldoende uitgedaagd worden of als de hoogbegaafdheid niet herkend wordt of als er zich speciale problemen voordoen als dyslexie, fixatie disparatie, dissociatie. De kans bestaat dat een kind gaat onderpresteren; dat houdt in dat hij/zij gaat presteren onder het niveau waarop hij/zij zou kunnen presteren (of soms zelfs onder het niveau van de klas). Soms krijgen deze leerlingen ook gedragsproblemen. Hoogbegaafde leerlingen hebben dikwijls een grote algemene ontwikkeling en een brede belangstelling voor allerlei (ingewikkelde) onderwerpen. Daardoor hebben ze vaak al kennis over onderwerpen die nog niet in hun klas zijn behandeld. Het kan zijn dat onderpresterende kinderen thuis in hun vrije tijd veel gaan lezen of informatie verzamelen, maar op school laten ze wisselende prestaties zien. De schoolprestaties kunnen opeens flink afnemen. Onderpresteerders schrijven soms ook slordig en zijn niet erg enthousiast over de lessen. Hoewel de schoolprestaties afnemen, weet een onderpresteerder vaak op ingewikkelde vragen juist wel het goede antwoord. Soms presteert zo'n leerling mondeling beter dan schriftelijk. Of ze presteren heel goed bij individueel onderwijs op maat, maar niet in het reguliere groepsonderwijs. Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen zijn vaak ontevreden over zichzelf en hun schoolwerk. Soms vermijden ze nieuwe activiteiten uit faalangst of hebben een speciale fobie ontwikkeld. Dit zal door een psycholoog moeten worden uitgezocht en behandeld. Onderpresteerders kunnen negatief gedrag gaan vertonen in de klas. Ze kunnen lastig zijn, of verzetten zich tegen de leerkracht, vervelen zich, maken hun huiswerk niet, vragen om aandacht, of dromen steeds weg. Ook kan het zijn dat het kind liever niet meedoet aan groepsactiviteiten en niet zo populair is bij leeftijdsgenootjes.


Mogelijke problemen bij hoogbegaafdheid


Hoogbegaafdheid kan dus soms problemen opleveren, vooral als het niet herkend of gestimuleerd wordt. Niet alleen op school, maar ook op sociaal-emotionele vlakken of problemen thuis, in de opvoeding. Als je kind zich niet begrepen voelt, kan het zich eenzaam en neerslachtig gaan voelen. Er kunnen problemen ontstaan met sociale vaardigheden, in de communicatie of in zijn/haar aanpassingsvermogen. Sommige hoogbegaafde kinderen maken moeilijk vriendjes, doordat ze geen of weinig aansluiting hebben met hun leeftijdsgenootjes. Soms worden ze gepest of genegeerd door hun klasgenootjes. Daardoor hebben hoogbegaafde kinderen vaak oudere vrienden. Ook thuis kunnen problemen ontstaan, zoals ruzies of opvoedproblemen. De standaardadviezen die je in boeken over opvoeden leest, gaan niet altijd op voor hoogbegaafde kinderen. Hoogbegaafde kinderen komen bijvoorbeeld snel in opstand tegen onrechtvaardig gebruik van gezag door de ouders. Daardoor levert een autoritaire opvoedingsstijl vaak veel frustratie en woede op, en levert het weinig resultaat op. Soms kan dit leiden tot aanpassingsproblemen, depressiviteit, gedragsproblemen of agressiviteit. Ook kunnen er psychosomatische klachten ontstaan, dat zijn lichamelijke klachten waar geen medische oorzaak voor wordt gevonden (SOLK), zoals chronische buikpijn of hoofdpijn.


Wat te doen bij problemen?


Ieder kind heeft het nodig om zich geaccepteerd en gewaardeerd te voelen. Denk niet dat je hoogbegaafde kind geen aanmoediging nodig heeft. Ook hij of zij heeft behoefte aan complimenten. Leg de lat niet te hoog, maar zeker ook niet te laag. Help je kind zijn evenwicht te vinden en zijn eigenwaarde te versterken. Leer je kind dat het heel normaal is dat er verschillen zijn. Niet alleen lichamelijk of qua uiterlijk, maar ook op het gebied van intelligentie. Het gaat niet om beter of minder, het gaat om anders en daar is niets mis mee. Mochten er problemen ontstaan, vraag dan om advies van school of neem contact op met het Centrum voor Jeugd en Gezin (cjg.nl). Schroom ook niet om hulp te vragen bij een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid. Het is heel normaal dat je als ouder niet weet hoe je sommige situaties moet aanpakken bij een hoogbegaafd kind; daar kun je best wat hulp en adviezen bij gebruiken.


Weg met het label 'hoogbegaafdheid'?


Er gaan tegenwoordig steeds meer stemmen op om het label 'hoogbegaafd' te schrappen. Specialisten willen dat er alleen gekeken wordt naar de behoeften van leerlingen op school, of die leerling nou 'hoogbegaafd' is of niet. Een voorbeeld: sommige scholen bieden talentklassen aan voor kinderen met een IQ boven de 130. Een enorm gemotiveerd kind met een IQ van 120 zou daar niet in terecht komen, terwijl die leerling er misschien wel meer baat bij heeft, omdat hij door de extra uitdaging enorm gestimuleerd kan worden.


Dit artikel is tot stand gekomen en goedgekeurd door artsen en andere (medische) deskundigen van het Ouders van Nu expertteam.


››› Naar Stichting Petra